Hoofdstuk 8: 6e Generatie
Casper Hertzogh [64] en Margerieth Vroomen [65]
Theodorus Ceumans [96] en Maria Winckens [97]
Waarschijnlijk vóór 1680 werd Theodoricus of Theodorus Ceumans geboren (zijn oudste kind werd namelijk geboren in 1700). Bij de geboorte van zijn kinderen werd hij ook vermeld als Coomans of Koomans.
Ook van zijn vrouw Maria Winckens, die ook Wijnckens genoemd werd, zijn geen geboortegegevens bekend.
Zij trouwden waarschijnlijk vóór 1699.
Na de geboorte van hun eerste kindAnna Catharina verhuisden zij blijkbaar naar Elsloo
Hun kinderen waren:
1. Anna Catharina Ceumans, in Stein gedoopt 3 oktober 1700
2. Mathias Coomans, 27 januari 1703 gedoopt in Elsloo
3. Joannes Koomans, gedoopt 10 september 1705 in Elsloo
4. Franciscus Coomans, gedoopt 21 maart 1708 in Elsloo
5. Maria Coomans, gedoopt 16 maart 1711 in Elsloo
6. Petronilla Coomans, gedoopt 23 oktober 1713 in Elsloo
Casper Hertzogh werd op 4 februari 1699 in Heerlen gedoopt als zoon van Casparus Hartzigh en Mergen Sijpers. Zijn naam werd ook vermeld als Hertzog (1734), Hartzog (1723), Harzig, Hatzog of Hertog.
Doopgetuigen bij Casper Hertzogh heb ik nog niet gevonden.
In 1701 begon de bouw van het Maastrichtse fort Sint Pieter.
Spaanse Successie-oorlog
Nadat de Spaanse koning (de laatste Spaanse Habsburger) in 1702 kinderloos was overleden begon de Spaanse Successieoorlog.
Lodewijk XIV van Frankrijk zette zijn kleinzoon Filips V van Anjou op de troon.
Het Haagse Verbond (de Duitse keizer, de Republiek, Engeland, Pruisen en Savoie) steunde de aanspraken van aartshertog Karel van Oostenrijk (Oostenrijkse Habsburger, zijn ouders waren de Duitse keizer en de dochter van de Spaanse koning).
Luik en de Spaanse Nederlanden kozen de Franse zijde.
Het gevolg was dat de oorlog tussen Franse en Engels-Oostenrijkse troepen voornamelijk werd uitgevochten in de Zuidelijke Nederlanden.
In 1702 bezetten de Fransen Roermond, Venlo en Geldern, waarna Filips V in Roermond werd gehuldigd als hertog van Gelderland.
De troepen van het Haagse Verbond, onder leiding van de hertog van Marlborough en gesteund door het Pruisische leger, heroverden Geldern, terwijl een Staats-Engels leger Kessel, Weert, Venlo, Roermond, Stevensweert, Stokkem en Luik bezette.
De Fransen op hun beurt bezetten Tongeren.
Het Land van Montfort behoorde aan Willem III van Oranje (sinds 1647 erfelijk in leen van de Spaanse koning). Na de dood van Willem III waren er twee kandidaten voor de opvolging:
Johan Willem Friso (Friese linie van de Nassaus) en Frederik I van Pruisen (zoon van Frederik Hendriks dochter Louise Henriëtte, die getrouwd was met Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg, hertog van Pruisen)
In 1703 mislukte een Franse aanval op Maastricht na geruime tijd.
In 1704 werden alle Fransen verdreven uit de hertogdommen Limburg en Gelre, waarmee onze hele regio van de Fransen bevrijd was.
Er was een groot tekort aan graan.
In de winter van 1709/10 betrokken de geallieerden hun winterkwartier in Hasselt, SintTruiden, Stokkem en in Maastricht en omgeving. In 1710 had het graafschap Loon (en in mindere mate ook Overmaas) grote overlast ten gevolge van doortochten van geallieerde troepen op weg naar Vlaanderen en Brabant.
Karel van Habsburg was in 1711 troonopvolger in de Oostenrijkse erflanden en het Duitse keizerrijk ondr de naam keizer Karel VI.
Bij de Vrede van Utrecht (1713) werd besloten dat Filips V koning van Spanje bleef, maar dat de Spaanse Nederlanden (en dus ook de Spaanse delen van de landen van Overmaas) aan de Oostenrijkse Habsburgers (keizer Karel VI) kwamen.
De graafschappen Loon en Horn werden aan het prinsbisdom Luik teruggegeven. De prins-bisschop bleef tevens aartsbisschop en keurvorst van Keulen.
Het Overkwartier werd verdeeld onder de Republiek (zuidelijk gedeelte), Oostenrijk en Pruisen. Sittard en omgeving, Melick, Herkenbosch en Eijgelshoven werden Guliks.
In 1715 werd het Barrière Traktaat gesloten: de Pruisische koning Frederik verwierf het Duitse gedeelte van Overkwartier en het gebied van Venray en werd tevens hertog van Kleef.
De Republiek kreeg Venlo en omgeving en de vesting Stevensweert.
Onduidelijkheid bleef bestaan over het Land van Montfort, dat feitelijk in handen was van de Republiek.
De Luikse citadel werd in 1718 aan de buitenzijde ontmanteld en door de Staatse troepen verlaten.
In het graafschap Geleen bestond in 1720 een “gilde van den eyseren” met 109 leden die sloten, lantaarns en metalen gereedschappen maakten.
In de noordelijke Kempen kon de bevolking niet meer leven van de opbrengst van het boerenbedrijf. Een deel van de mannelijke bevolking trok elk jaar weg om huis aan huis textiel en aardewerk te verkopen of als ketellapper te werken. Deze zgn. Teuten trokken zelfs tot in de Elzas, Lotharingen of Noord Duitsland.
Casper Hartzog trouwde in 1723 met de 29-jarige Margerieth Vroomen, die met Casper toen al twee kinderen had.
Op blz 232 van het ondertrouwregister van de Nederlands Hervormde Kerk te Heerlen: “Op den selven (23 Januari 1723 zijn ingeschreven) Casper Hartzog j.m. als bruijdegom met Margaretha Vroomen j.d. als bruijd, beijde van Heerle, beijder getuigen zijn Johan Hendrick Ploem ende Anna Vromen. Getrouwd den 2 Febr. NB maer 3 Schellingen gegeven”.
Margerieth Vroomen (ook Margaritha Vroemen of Margaretha Vrohmen genoemd) is op 8 april 1693 in Heerlen gedoopt als dochter van Wilhelmus Vroemen (Vraemen) en Cecilia Sijstermans. Haar meter was Petronella Krae.
Hun kinderen waren:
1. Petrus Casparus Hartzog, gedoopt op 29 september 1921
2. Willem (Joannes Wilhelmus) Hertzogh [32]
3. Caspar (Petrus Casparus) Hertzogh, gedoopt op 29 september 1725 in Heerlen. Hij werd ook vermeld als Casper Hertzog. Hij trouwde achtereenvolgens met Anna van den Roost en Elsen Heuts. Hij was veldbode, werd er (evenals zijn broers Willem en Peter) van verdacht lid te zijn van de Bokkerijders (betrokken bij de overval op het Panhuis te Wijnandsrade), vluchtte en werd in 1775 bij verstek verbannen. Hij werd begraven op 16 maart 1796 te Heerlen.
4. Petrus Hartzog, gedoopt op 7 oktober 1728 in Heerlen; doopgetuigen Joanna Vromen en Petrus Sypers; overleden vóór april 1734, aangezien toen een broer met dezelfde naam geboren werd. Hij staat ook vermeld als Petrus Harzig.
5. Ida Hertzogh, gedoopt op 7 september 1731 in Heerlen. Zij wordt ook vermeld als Ida Hertogs.
6. Henricus Hertzogh, gedoopt op 30 augustus 1732 in Heerlen
7. Peter (Petrus) Hertzogh, gedoopt op 6 april 1734 in Heerlen. Doopgetuigen waren Joannes en Petrus Hertzog en Caecilia Vroomen. Hij wordt ook vermeld als Hans Peter Hertzog. Zijn bijnaam was “Swert Peterken” of “Craaijken”. Hij trouwde in 1760 (26 jaar) met de 24‑jarige Helena Cremers uit Hoensbroek. Zij kregen 4 kinderen. Hij was veldbode van Caumer. Hij werd verdacht van deelname aan Bokkerijders-overvallen. Op 8 april 1773 werd hij in Valkenburg onder tortuur verhoord waarbij hij bekende medeplichtig te zijn aan een diefstal bij Martinus Schroders aan de Hand (Land van ter Heijden) o.l.v. chirurgijn Kerckhoffs en aan een overval op het Panhuis in Wijnandsrade.
Lennert Maas (de Horrebedor), Gerardus van den Roost en Joannes Gerrits (Houben Hens) werden in verband met dezelfde zaken verhoord.De volgende nacht wist Peter, samen met Lennert Maas, Hans Peter Meijers en Johannes Dircks (Bussen Hensken) te ontsnappen uit de gevangenis te Valkenburg. Zij vluchtten naar het gebied van Aken.
In een artikel (Heuvelland Aktueel, 18 maart 2009) vertelt Marc Habets (Stichting Vestingstad Valkenburg) over de stadsbrand in Valkenburg op 27 april 1773 (!), waarbij 32 huizen, inclusief stallen en schuren verloren gingen en twee inwoners de dood vonden. Volgens luitenant-drossaard J.G. Fayon zou de brand een afleiding zijn geweest om 4 Bokkerijders te bevrijden. Betreft dit hetzelfde voorval?
Op de pijnbank in Valkenburg (11 mei 1773) beschuldigde Joannes Cordewener (alias 't Rood Henske of ’t Voes) Swert Peterken van medeplichtigheid aan de overval op het huis van Mathias Bunders aan de Heereweg te Heerlen (in de Vossekuil in de buurt van Roebroeck te Heerlerheide) o.l.v. chirurgijn Kerckhofs (13 november 1760).
Peter werd op 23 mei 1775 bij verstek verbannen.
8. Marie Ida Hertzogh, geboren in 1741 ? (zij stierf 12 februari 1801 op 60-jarige leeftijd)
De erfenis van Willem III van Oranje werd in 1732 verdeeld tussen Willem IV van Oranje en Frederik Willem I van Pruisen. Deze laatste kreeg de heerlijkheid Montfort, waarover echter de Republiek de soevereiniteit behield.
In de eerste helft van de 18e eeuw was de economische toestand in de streek verre van rooskleurig. Heel West Europa had veel last van rondzwervend en bedelend volk zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het land werd onveilig gemaakt door gewapende benden en zigeuners (ook Heijdens of Egyptenaren genoemd), die naar onze regio uitweken omdat ze in de omringende gebieden scherp vervolgd werden.
De Kempen, Overkwartier en Overmaas werden gebruikt als winterkwartier voor talloze buitenlandse troepen en fungeerden bovendien als korenschuur voor de vesting Maastricht. De toestand werd nog eens verergerd door de veepest, die een verschrikkelijke slachting aanrichtte onder de veestapel.
In 1740 was de situatie zó penibel, dat de Staten van het gewest Limburg zich fel verzetten tegen een extra “belastingbede” uit Brussel vanwege de ruïneuze toestand ten gevolge van de harde winter en mislukte oogsten. Roversbenden, waarvan de bevolking dacht dat ze middels een verbond met de duivel op bokken reisden, ontstonden (waarschijnlijk) als gevolg van de bittere armoede.
De overheid reageerde hard op deze bendes en noemde hen in de processtukken steeds “kneevelaers, nagtdieven, kwaaddoenders, booswigten en gauwdieven”. Bendeleden werden zwaar gestraft. Men kende drie vormen van terechtstelling: de galg, het radbraken en het levend verbranden. Minder zware straffen waren geseling en verbanning. De galg werd toegepast bij herhaalde diefstallen, zware vermogensdelicten en inbraak met geweld. Het radbraken was de straf voor roofmoorden en bendeleiders, terwijl de vuurdood gebruikt werd voor het straffen van kerkroof en heiligschennis. Geseling en verbanning ten slotte werden toegepast voor minder ernstige vermogensdelicten.
Het fenomeen Bokkerijders wordt uitvoerig beschreven, o.a. in het boek van Anton Blok. Later waren diverse historici (o.a. L. Augustus) nogal sceptisch ten opzichte van het bestaan van de Bokkerijders, zeker tegen het licht van de uitzonderlijk grote aantallen verdachten en veroordeelden en rekening houdend met de toenmalige “verhoormethoden”, waarbij uitgebreid gebruik gemaakt werd van de pijnbank om de beklaagde “beter te doen bekennen”
Het volgende voorbeeld werpt een bijzonder licht op de Bokkerijders-verhalen. Nadat de justitie in Merkstein in 1741 ene Peter Douven op de pijnbank tot verraad van een aantal “medeplichtigen” bracht werden in zeven maanden 65 personen ter dood gebracht en 1 gegeseld. Daarnaast overleed een aantal in de gevangenis, wist een aantal te vluchten of te ontsnappen en zaten er nog enkele tientallen vast in afwachting van hun berechting. Er is dus intussen sprake van een “bende” van meer dan 100 personen, terwijl het volgens de verklaringen van de bestolenen om 8 à 10 daders ging.
Tijdens vrijwel alle volgende processen werden de verdachten op de pijnbank ondervraagd over hun eventuele deelname aan een hele reeks diefstallen en overvallen, en vervolgens over hun medeplichtigen. Het zal duidelijk zijn dat dergelijke ondervragingen vanzelf nieuwe “verdachten” opleverden. In totaal werden vele honderden personen op deze manier tot bendeleden bestempeld.
Gerichtsbode
Uit de processtukken tegen de Bokkerijders blijkt, dat op 11 mei 1744 ene Casper Hertzog gerichtsbode was in Heerlen. Dit is waarschijnlijk dezelfde als de in 1723 met Margarete Vroemen getrouwde Caspar Hertzog (nog uitzoeken). Een gerichtsbode was belast met de besteldienst, de dagvaardingen, het aanplakken van afkondigingen op kerkdeuren en het arresteren van misdadigers met hulp van de schutten van de schutterij. Als dit dezelfde Caspar is, dan is het opmerkelijk dat naderhand drie van zijn zonen (Willem, Peter en Caspar) en een kleinzoon (Willem's zoon Caspar) beschuldigd werden van deelname aan Bokkerijders-overvallen.
Margaritha Hertzogh-Vrohmen, echtgenote van Casper Hertzogh, overleed op 6 oktober 1761 in Heerlen op 68-jarige leeftijd
Casper Hertzogh, weduwnaar van Margaritha Vrohmen, overleed op 7 november 1770 in Heerlen op 71-jarige leeftijd.