We hebben 86 gasten en geen leden online

BIJLAGE 1: Heerlen

Rond de tiende eeuw ontstonden boerenhoeven en molens langs de dalen van de Caumer-, Schandeler- en Geleenbeek. Later ontstond een omgrachte vesting (later aangeduid als Landsfort). Door deze versterking kreeg Heerlen een andere status dan het omringende platteland. Voerendaal, Hoensbroek, Schaesberg en Nieuwenhagen behoorden tot het 'Land van Herle'. In 1244 kwam Heerlen onder gezag van de hertogen van Brabant. Hoensbroek werd in 1388 van Heerlen afgesplitst en als 'heerlijkheid' overgedragen aan de heren van Hoensbroeck. Schaesberg werd in 1619 verpand aan de graaf van Schaesberg.

Heerlen had de status 'vrijheid en hoofdbank', wat wil zeggen dat het voor de hele regio een centrale rol in de rechtspraak vervulde.
Als gevolg van het Partage Traktaat van 1661 werden Heerlen, Nieuwenhagen en Voerendaal Staats gebied, terwijl Schaesberg en Hoensbroek Spaans gebied werden. Uit die tijd stammen gebouwen als de Weltermolen, Oliemolen, Schandelermolen, Eyckendermolen, Caumermolen (alle watermolens), kasteel Terworm en Huis De Doom.
In 1793 maakten de Fransen een eind aan de versnippering van het land. Zij veroverden Heerlen en in 1795 stonden de Staten Generaal het gebied definitief aan Frankrijk af.
In 1814 werd Heerlen onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Bij de Belgische opstand in 1830 sloot het zich bij het Koninkrijk België aan, om in 1839 toch weer onder Nederlands gezag te komen.
In de 19e eeuw was Heerlen een tamelijk geïsoleerd dorp. Hoofdmiddel van bestaan was de landbouw, goede aan- en afvoerwegen ontbraken. Wilde men met de trein reizen, dan moest men eerst te voet naar Simpelveld of Sittard om daar de trein te nemen. Men kon ook met de postwagen gaan naar Valkenburg, Sittard of Aken. Pas in 1896 kwam de spoorlijn Sittard-Heerlen-Herzogenrath tot stand, welke werd aangelegd door de spoorwegbouwer Henri Sarolea, die later met de gebroeders Honigmann de directie zou voeren van de Oranje-Nassaumijnen.
Die spoorlijn was dringend gewenst in verband met de exploitatie van steenkool. In 1894 was al begonnen met de aanleg van de Oranje- Nassaumijn I, 1899-1974, die vijf jaar later in productie ging. Op Heerlens grondgebied kwamen nog drie mijnen: de Oranje-Nassau III (1917-1973) te Heerlerheide, Oranje-Nassau IV (1927-1966) te Heksenberg en Staatsmijn Emma (1911-1973) in Treebeek (destijds grondgebied van de gemeente Heerlen). De bevolking nam in korte tijd explosief toe: van een dorpje met 6646 inwoners in 1900 tot een stad van 32.263 inwoners in 1930.