We hebben 85 gasten en geen leden online

BIJLAGE 2: Stein

Tegen het eind van de negende eeuw kwamen de Noormannen in Europa. Hun komst ging gepaard met moord en doodslag. Vanuit een kamp nabij Esloo werden vele strooptochten ondernomen naar andere streken. Het kamp werd uiteindelijk belegerd door de koning van Oost-Franciën (Karel de Dikke). De Noormannen trokken zich terug in ruil voor Friesland.
Volgens een legende werd het grote heidegebied van de Graetheide in de negende eeuw door koning Zwentibold aan de dorpen Elsloo, Beek en Stein geschonken om deze gemeenschappelijk te gebruiken.
In de Middeleeuwen zijn rond het dorp de Wallen van Stein opgeworpen, een landweer.

In 1263 werd de plaatrs aangeduid met de Steyne en in 1268 met de Steine. De naam verwijst naar een uit steen opgetrokken kasteel.

kasteel stein

Kasteel Stein: Elsloo was een Vrije Rijksheerlijkheid onder het Heilige Roomse Rijk. Dit betekent dat de 'heren' het grondgebied zelf bestuurden en alleen verantwoording schuldig waren aan de keizer. Stein behoorde ook tot de Vrije Rijksheerlijkheid. De oorsprong van het kasteel is een waterburcht. Het Bovenste Slot (de hoofdburcht was een Mottekasteel op een natuurlijke verhoging met een forse mergelstenen donjon uit ca. 1200, de Witte Toren. In de 13e eeuw werd een veelhoekige ringmuur om een binnenplein aangelegd. Van de tegen de ringmuur gebouwde grote zaal met woonvertrekken zijn alleen nog de tongewelfde kelders aanwezig. Van de 13e-eeuwse vierkante poorttoren aan de noordzijde van de burcht zijn slechts enkele restanten over. De zogenaamde Rode Toren en de puttoren, die ernaast ligt, zijn gebouwd door Jan van Heinsberg en stammen uit ca. 1450.
De eerste bewoner van het kasteel was Herman van Elsloo, die na een ruzie met zijn broer de burcht Elsloo verliet en op een steenworp afstand van Elsloo de burcht Stein bouwde. Hij werd bekend door een kruistocht van 1200 tot 1220. Zijn zoon Arnold noemde zich de eerste heer van Stein.
In 1390 stierf het geslacht uit. De titel ging over naar Daniël VI van Merwede. Na Daniël kwam zijn schoonzoon Willem van Brederode in bezit van het kasteel en vervolgens de familie Van Heinsberg, in 1465 door verkoop aan Herman van Bronckhorste-Batenburg (Anholt), in 1624 door huwelijk aan Floris van Merode (1598-1638) en daarna aan een Boheems geslacht Kinsky. Tijdens de Franse Revolutie eidigde het bewind van de Kinsky's en werd het bezit over een aantal erfgenamen verdeeld. De nieuwe eigenaar werd de baron Van der Marck.

De achttiende eeuw werd gekenmerkt door oorlogen, grote armoede en epidemieën. Het Ancien Régime liep op het einde. De sociale omstandigheden waren een van de oorzaken m.b.t. het ontstaan van roversbendes. Een van deze bendes waren de Bokkenrijders. Na het efgeven van het land aan keizer Frans Jozef II van Oostenrijk breekt een relatief rustige tijd aan.

Vóór de komst van de Fransen was het in Stein erg onrustig. Door het afschaffen van de oude rechten en de in-beslagname van de bezittingen van de kerk en de adel, keerde de rust weder.
Tussen 1795 en 1815 kocht gravin Von Wickenburg alle aandelen en werd  de nieuwe eigenaresse, maar haar zoon verkocht het in 1828 weer aan de Luikse arts Joseph Dejaer. De volgende eigenaar werd een Luikse rentenier, Edward Wauters.
In economisch opzicht was de negentiende eeuw erg slecht voor Stein. De bevolking ging voor seizoensarbeid massaal naar Duitsland. Daar was voldoende werk in de landbouw en de baksteenindustrie. De arbeiders die in de baksteenindustrie werkten werden 'Brikkebekkers' genoemd.

In 1915 werd begonnen met de aanleg van de Staatsmijn Maurits in Geleen. Om de grote toestroom van werknemers naar de regio op te vangen ontstonden er verschillnde arbeiderswijken in de omgeving, waarvan Kerensheide er één was. De oorspronkelijke locatie van Kerensheide lag ongeveer drie kilometer ten Oosten van de dorpskern van Stein, op grondgebied dat indertijd nog bij de gemeente Beek behoorde. In 1927 startten de Staatsmijnen met de bouw van het Stikstofbindingsbedrijf, dat weer een aanzienlijk grondgebied in beslag nam.
Hierdoor werd al gauw duidelijk dat Kerensheide te dicht bij het terrein lag om verdere uitbreidingen van het industrieterrein in zuidelijke richting mogelijk te maken. Daarom vond nieuwe woningbouw niet langer plaats op deze locatie, maar werd dit verplaatst naar een nieuwe locatie ongeveer twee kilometer westelijker, in de gemeente Stein, nabij het Steinerbos.
Vanaf 1928 ontwikkelde het nieuwe Kerensheide zich tot een zelfvoorzienende wijk.