We hebben 82 gasten en geen leden online

Hoofdstuk 6: Geschiedenis

Het is interessant om enig inzicht te krijgen in de manier van leven van onze voorouders. Daarvoor is het nodig ook iets te weten over geschiedkundige gegevens en interessante gebeurtenissen die zich in het verleden hebben voorgedaan en over de staatkundige en economische situatie van de omgeving waarin zij leefden. De regio waarin een en ander zich afspeelt is door de eeuwen heen sterk beïnvloed door oorlogen en internationale politieke ontwikkelingen. Om een idee te krijgen van de verhoudingen moeten we verder teruggaan in de geschiedenis dan voor deze genealogie strikt noodzakelijk is.

In 1494 werd Filips de Schone hertog van Bourgondië en heer over de meeste Nederlandse gewesten (de Bourgondische Nederlanden). Hij was graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, graaf van Vlaanderen, hertog van Limburg, hertog van Brabant en heer van (het tweeherige) Maastricht. Hij trouwde met de Spaanse kroonprinses Johanna van Aragon.

Bij het overlijden van Filips was diens zoon Karel van Luxemburg (de latere Karel V) pas 6 jaar. Grootvader Maximiliaan van Oostenrijk, die in 1493 tot Duits keizer was gekozen, trad op als regent en benoemde zijn dochter Margaretha van Savoye (= Margaretha van Oostenrijk) tot landvoogdes. Zij regeerde vanuit Mechelen.

Karel V
In 1515 werd de 15-jarige Karel V ingehuldigd als heer der Nederlanden.
In 1517 erfde hij van zijn grootvader het koninkrijk Spanje, Zuid Italië, Sicilië en de Amerikaanse kolonies.In 1519 erfde hij van zijn andere grootvader, Maximiliaan van Oostenrijk, de Oostenrijkse erflanden en werd gekozen tot keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Margaretha van Savoye werd weer aangesteld als landvoogdes voor de Nederlanden. Zij werd in 1530 opgevolgd door Karels zuster Maria van Hongarije. Het Heilige Roomse Rijk van Karel V was opgedeeld in 10 kreitsen, waarvan voor ons van belang zijn:

  • De Bourgondische Kreits, die vrijwel de hele Nederlanden besloeg. De Staten Generaal van de Nederlanden (bestaande uit vertegenwoordigers van de 17 gewesten) zat in Brussel. In onze omgeving behoorden de drie Landen van Overmaas en het hertogdom Limburg (vrijwel helemaal in het huidige België) hiertoe. Zij vormden van oudsher een unie met Brabant. Sinds 1473 waren de Staten van Limburg en van de Landen van Overmaas samengevoegd en vormden één vertegenwoordiging in de Staten Generaal van de Nederlanden.
  • De Westfaalse Kreits, waartoe onder andere de hertogdommen Gulik en Kleef en het Prinsbisdom Luik behoorden.

Onze regio was zodoende verdeeld over een groot aantal vorstendommen en heerlijkheden. Aan de westkant lag het hertogdom Brabant. Aan de zuidkant lag het hertogdom Limburg aan de Vesdre. Aan de zuid-westkant lag het prinsbisdom Luik (incl. graafschap Loon). Aan de noord-oostkant hadden we te maken met de hertogdommen Gulik en Kleef, waartoe onder andere behoorden:

  • de Gulikse ambten Millen en Born (met Sittard, Munstergeleen, Susteren, Urmond, Berg, Grevenbicht)
  • delen van ambt Wassenberg (Herkenbosch en Melick)
  • delen van ambt Brüggen (Tegelen)
  • het graafschap Horn
  • het rijksstift Thorn
  • het graafschap Rekem
  • de rijksheerlijkheden Breust, Wittem, Cartiels, Wylré, Stein, Limbricht, graafschap Gronsveld, Eys en Slenaken
  • de rijksstad Aken

Daartussen lagen de Landen van Overmaas. Ze werden zo genoemd, omdat ze vanuit de hoofdstad Brussel gezien aan de overkant van de Maas lagen. Ze bestonden uit:

  • het graafschap Valkenburg (grootste deel van noordelijk Zuid-Limburg: Geleen, Beek, Schinnen, Oirsbeek, Nuth, Brunssum, Hoensbroek, Heerlen, Klimmen, Valkenburg, Oud Valkenburg, Schin op Geul, Houthem, Ulestraten, Geulle, Bunde, Itteren, Borgharen, Meerssen, Strucht en Eijsden)
  • de heerlijkheid ‘s Hertogenrade (’s Hertogenrade, Kerkrade, Ubach, Simpelveld, Bocholtz, Vaals, Vijlen, Holset, Gulpen, Margraten, Merkstein en Welz)
  • het graafschap Dalhem (grotendeels in de Voerstreek, inclusief Cadier, Oost, Mheer en Noorbeek),

Maastricht behield zijn tweeherige positie (Hertog van Brabant / Bisschop van Luik).

Landen van Overmaas

Filips II en de Tachtigjarige Oorlog
In 1555 werd Filips II (als opvolger van zijn vader Karel V) heer van de Nederlanden en koning van Spanje, enz. Hij was dus ook hertog van Brabant. In 1559 vertrok hij naar Spanje en benoemde zijn halfzuster Margaretha van Parma tot landvoogdes. Haar adviseur werd kardinaal Granvelle.
Onder de hoge adel, o.a. prins Willem van Oranje (stadhouder van Bourgondië, Holland, Zeeland en Utrecht), graaf Filips van Montmorency (graaf van Horne en stadhouder van Gelderland), graaf Lamoraal van Egmond (stadhouder van Vlaanderen en Artois), ontstond een groeiend verzet tegen kardinaal Granvelle. In 1561 moest Filips onder druk van de bevolking de Spaanse troepen terugtrekken uit de zuidelijke Nederlanden.

Gedurende de 80-jarige oorlog verpandde of verkocht de centrale (Spaanse) regering in Brussel vrijwel alle dorpen in de Landen van Overmaas als heerlijkheden met hoge en lage jurisdictie aan de lokale adel.

In 1566 vond (in onze streken o.a. in Hasselt, Weert, Roermond, Venlo en Maastricht) de Beeldenstorm plaats. Filips II stuurde in 1567 de hertog van Alva met Spaanse troepen naar Brussel om de Beeldenstorm te wreken. Alva volgde Margaretha van Parma op als landvoogd. Veel tegenstanders van kardinaal Granvelle vluchtten naar het buitenland. De graven van Egmond en van Horne, die niet gevlucht waren, werden door Alva gevangen genomen en onthoofd.

In de zomer van 1568 wilde Willem van Oranje vanuit Duitsland (Nassau) de Maas oversteken en via Luiks gebied naar Brabant te trekken, maar hij kreeg geen toestemming van Luik. Maastricht koos de zijde van Alva, die in de omgeving zijn troepen legerde. De troepen van Willem van Oranje plunderden en roofden intussen in Overmaas. In het bijzonder Heerlen en de kloosters Rolduc en Hoogcruts waren slachtoffer. In oktober trok Willem van Oranje via Sittard en Obbicht bij Stokkem de Maas over. Stokkem en Maaseik hielden de poorten gesloten en Hasselt had een Spaans garnizoen.Oranje moest uitwijken naar Tongeren en St. Truiden, waar hij aanhangers had. Loon had van zijn doortocht veel te lijden, waardoor hij geen sympathie vond bij de bevolking en de verwachte volksopstand uitbleef. Omdat Alva de slag ontweek mislukte deze actie, die het begin vormde van de Tachtigjarige Oorlog. Deze oorlog was een revolutie tegen de economische toestand en tegen de onderschikking t.o.v. Spanje. Men had geen bezwaar tegen Filips, maar wilde onafhankelijk van Spanje zijn. Daarnaast was godsdienstvrijheid een belangrijk punt.

In 1572 bezetten de Watergeuzen Den Briel, Vlissingen en Veere. Toen prins Willem’s broer Lodewijk van Nassau de stad Bergen (Mons) aanviel verwachtte Alva een Franse aanval en trok met zijn troepen naar het zuiden, waarna veel Hollandse en Zeeuwse steden in handen van de Watergeuzen vielen. Lodewijk van Nassau werd door Alva belegerd. Daarom wilde Willem van Oranje in de zomer via Roermond naar Bergen trekken. Roermond en Venlo weigerden zijn troepen binnen te laten. Het gevolg was dat Roermond bezet en geplunderd werd. Opnieuw ontweek Alva een direkte confrontatie.

In augustus vond in Parijs de Bartholomeusnacht plaats: grote aantallen Hugenoten werden vermoord, o.a. een van hun belangrijkste leiders, Gaspard de Coligny. Omdat daardoor Franse steun uitbleef, moest Oranje het opnieuw opgeven.

Na het uitmoorden van Mechelen onderwierp Alva het zuiden. Roermond en Weert werden bezet, waarna Alva vanuit Maastricht langs de Maas richting Nijmegen trok. De harde aanpak van Alva ontketende een complete volksopstand, met als gevolg dat koning Filips in 1573 Alva als landvoogd verving door Requesens.

In februari 1574 stuurde Oranje een leger onder zijn broers Lodewijk en Hendrik van Nassau met als doel Maastricht te bezetten en vervolgens door te stoten naar Brussel. Zij vielen het land van Valkenburg binnen. Het lukte niet Maastricht te bezetten. De kloosters van Rolduc, Valdieu en St. Gerlach werden in brand gestoken. Lodewijk zag zich gedwongen langs de Maas naar het Noorden te trekken. Roermond en Venlo hielden de poorten gesloten. De Spaanse troepen trokken op de andere Maasoever mee naar het noorden. Op de Mookerhei kwam het uiteindelijk tot een grote slag, waarbij Lodewijk werd verslagen.

De Spaanse regering kon in 1575 de troepen niet meer betalen, die daarom aan het muiten sloegen. Zij ontruimden de Noordelijke Nederlanden en hielden in Roermond en Maastricht en op het platteland op onbeschrijfelijke wijze huis. De “Spaanse furie” kostte in oktober 1576 aan 1500 Maastrichtse burgers het leven.

Willem van Oranje zag kans een overeenkomst te bereiken tussen Holland/Zeeland en de overige Nederlandse gewesten (Pacificatie van Gent) om de Spaanse troepen te verdrijven.

De nieuwe landvoogd Don Juan van Oostenrijk, bastaardzoon van Filips II, sloot met de Staten Generaal het Eeuwig Edict, waarin geregeld werd dat:

  • de katholieke godsdienst zou worden hersteld en gehandhaafd
  • de Spaanse troepen zouden vertrekken

De laatste vreemde troepen vertrokken in april 1577 uit Maastricht. Roermond bleef bezet door muitende Duitse vendels van kolonel Pollweiler. In november werd Roermond belegerd door een Staats leger, maar toen in januari een Spaans ontzettingsleger naderde werd het beleg beëindigd.

Jan van Nassau, de Staatse stadhouder van Gelre, hield zich niet aan het Eeuwig Edict en voerde in het Overkwartier met geweld de hervorming in. De Spaanse gouverneur van Limburg en Overmaas, Arnold Huyn van Geleen, twijfelde tussen steun aan de Staten Generaal of aan Spanje, totdat de Spaanse stadhouder van Gelre zijn hoofdkwartier in Stein vestigde. Maastricht koos voor een Staats garnizoen

Onder druk van het Zuiden droeg Filips II de landvoogdij in 1578 op aan zijn neef Mathias van Habsburg (broer van de Duitse keizer). Het Zuiden wilde hiermee de macht van Oranje verminderen en Filips gunstig stemmen. De hertog van Parma bezette de burchten van Limburg, Dalhem en Valkenburg. Het Noorden plaatste overal calvinisten in regeringsfuncties.

De zuidelijke gewesten Henegouwen en Artois sloten in 1579 de Unie van Atrecht, die een verdrag sloot met de nieuwe landvoogd, de hertog van Parma:

  • het zuiden bleef katholiek
  • er werden geen Spaanse troepen gelegerd

Het Noorden reageerde met het sluiten van de Unie van Utrecht, waarbij zich ook veel Brabantse en Vlaamse steden aansloten (o.a. Venlo).

Parma veroverde in korte tijd alle zuidelijke steden, die zich hadden aangesloten bij de Unie van Utrecht (o.a. Maastricht, waar na een beleg van een half jaar de bevolking werd uitgemoord). Tijdens het beleg van Maastricht hadden Loon en Overmaas veel te lijden van de Spaanse troepen. Veel Gelderse steden sloten zich aan bij Parma en ook Overijssel, Drenthe en Groningen gingen in 1580 over naar Parma. Roermond kreeg een Spaans garnizoen.

Toen de aartsbisschop van Keulen zich in 1583 bekeerde tot het Calvinisme werd hij afgezet en vervangen door Ernest van Beieren, die al prinsbisschop van Luik was. De Staten Generaal steunden de aartsbisschop en de daarop volgende oorlog had gevolgen voor Gulikse en Kleefse plaatsen als Sittard, Born en Tegelen.

In 1584 werd Willem van Oranje in Delft vermoord, nadat hij door Parma vogelvrij was verklaard. Prins Maurits werd in 1585 stadhouder van Holland en Zeeland en later ook van Utrecht, Gelderland en Overijssel. De Nederlanden kregen hulp van Engelse troepen onder leiding van de hertog van Leicester, die tot landvoogd werd benoemd.

Venlo capituleerde in 1586 voor een 10.000 man sterk leger.

Republiek der Verenigde Nederlanden
Toen de hertog van Leicester in 1588 in opdracht van de Engelse koningin vrede wilde sluiten met Spanje, werd hij als landvoogd afgezet en werd de Republiek der Verenigde Nederlanden uitgeroepen. De opstand tegen de Spaanse overheersing veranderde daarmee in een oorlog tussen de Republiek en Spanje.

In onze streken ontstonden grote economische problemen. De lakennijverheid (Maastricht, Sittard, Tongeren, Hasselt, St.Truiden) ging in de 16e eeuw te gronde door:

  • de concurrentie uit de dorpen
  • de vernielingen van de lakenramen door de Spaanse landvoogd Parma
  • de opkomst van ongevolde wollen stoffen (omgeving Maaseik, Horn, Venray, Nederweert en later Verviers), die door ambachtslieden gemaakt werden voor rekening van een koopman.

Leidse handelaren kregen deze nijverheid helemaal in hun greep. Ten gevolge van de inflatie stortte de landbouw volledig in en door de eerste vormen van industrialisatie verarmde de bevolking zeer sterk. De beroemde Maastrichtse leerlooierijen raakten in verval door concurrentie uit de Ardennen.

De veldtochten van prins Maurits, opperbevelhebber van alle Staatse troepen, en van de Spaanse veldheer Mendoza teisterden in de periode tussen 1590 en 1599 het Overkwartier en de hertogdommen Kleef en Gulik. Ook het graafschap Loon en de Landen van Overmaas hadden regelmatig te lijden van Spaanse invallen. Loon, Gulik en Kleef waren officieel neutraal, maar deze neutraliteit werd veelvuldig geschonden door doortrekkende troepen en muiterij.

In 1594 deden de Spanjaarden vanuit Maaseik een aanval op Maastricht. In 1595 sloten de Republiek een verbond met Frankrijk tegen Spanje. Het Gelders Overkwartier werd volgens de Republiek bestuurd door stadhouder prins Maurits en het Hof van Gelre te Arnhem. Volgens Spanje werd het bestuurd door stadhouder Herman graaf van den Bergh en het Hof van Gelderland te Roermond (1598 namens de Spaanse koning).Een van de belangrijke gevolgen hiervan was een scheiding tussen de drie Nederkwartieren en het Overkwartier van het hertogdom Gelre. De Nederkwartieren gingen deel uitmaken van de Republiek, terwijl het Overkwartier onder de Spaanse Habsburgers bleef en dus deel uitmaakte van de Zuidelijke Nederlanden. De Landen van Overmaas werden bestuurd door de Raad van Brabant.

In 1598 benoemt Filips II zijn dochter Isabella, die getrouwd is met aartshertog Albert van Oostenrijk, tot landvoogdes over de Zuidelijke Nederlanden.

In 1602 voerde prins Maurits een grote aanval langs de Maasoever uit richting Tongeren. Het Spaanse leger week terug en omdat Maurits geen steun kreeg van de bevolking moest hij terugtrekken. Maastricht werd tevergeefs belegerd door de Prins van Oranje.

Twaalfjarig Bestand
De Spaanse koning Filips III werd gedwongen tot vredesonderhandelingen, met als resultaat het Twaalfjarig Bestand (1609), waarbij o.a. beslist werd dat het Gelders Overkwartier bij de Zuidelijke Nederlanden zou blijven.
Vanaf dat ogenblik werd het rustig in de Landen van Overmaas.

Gulik en Kleef
Ongeveer tegelijkertijd begonnen in Kleef en Gulik moeilijkheden na het overlijden van de hertog van Kleef en Gulik. Zowel Wolfgang Willem van de Palts als markgraaf Ernst van Brandenburg (beiden protestant) wilden opvolgen.
Ernst van Brandenburg pakte Born, Susteren, Urmond en Millen, maar kreeg moeilijkheden in Sittard toen pastoor Agricola zich verzette. Ernst en Wolfgang Willem spraken vervolgens af de beide hertogdommen gezamenlijk te besturen, maar hun leenheer, de Duitse keizer Mathias, erkende dit condominium niet. Hij stuurde een leger naar Nederrijn, dat de stad Gulik bezette. Beide hertogdommen werden vervolgens in leen gegeven aan de keurvorst van Saksen.

Frankrijk en de Republiek dreigden zich met dit geschil te bemoeien. Frankrijk hield zich er uiteindelijk buiten als gevolg van de moord op koning Hendrik IV. Prins Maurits veroverde in 1610 de stad Gulik, waarna Wolfgang Willem grote invloed kreeg in het hertogdom Gulik en Ernst van Brandenburgs zoon Georg Willem in het hertogdom Kleef. De Spaanse veldheer Spinola verzamelde troepen in Maastricht, benoemde in Aken een katholieke magistraat en kreeg steun van de Kleefse vesting Wesel. Hij bezette diverse Gulikse steden, waaronder Sittard.

In Maastricht woedde in 1612 een grote stadsbrand.

Bij het Verdrag van Xanten (1614) werden duidelijke afspraken gemaakt met betrekking tot Gulik en Kleef:
Georg Willem van Brandenburg kreeg het protestantse Kleef en Wolfgang Willem van de Palts kreeg het katholieke hertogdom Gulik, waar de protestantse eredienst verboden werd.

Dertigjarige Oorlog
In 1618 ontstond de Dertigjarige Oorlog toen Bohemen in opstand kwam tegen de katholieke keizer Ferdinand II van Oostenrijk, die gesteund werd door een katholieke liga o.l.v. Beieren en de Spaanse Habsburgers. De tegenpartij werd gevormd door de protestanten, die de keurvorst van de Palts tot koning hadden uitgeroepen, en gesteund werden door koning Gustav Adolf van Zweden en door Frankrijk, Engeland en de Nederlanden.

In 1620 staken de Pilgrimfathers als kolonisten over naar Amerika.

Na het overlijden in 1621 van de door Filips II benoemde landvoogd, aartshertog Albert van Oostenrijk, vielen de zuidelijke Nederlanden weer rechtstreeks onder Spanje. De Tachtigjarige Oorlog werd hervat (einde van het Twaalfjarig Bestand) en Spinola ruimde in het hertogdom Gulik de laatste Staatse steunpunten op.

In de Republiek volgde Frederik Hendrik in 1625 prins Maurits op als stadhouder van alle gewesten, behalve Friesland.

In het Gelders Overkwartier werd in 1626 begonnen met het graven van een kanaal dat Rijn en Maas moest verbinden. Het werd naar aartshertogin Isabella (die voluit Isabella Clara Eugenia heet) de Fossa Eugeniana genoemd,. Door voortdurende Staatse aanvallen, geldgebrek en technische problemen moest het werk worden gestaakt.

Stadhouder Frederik Hendrik veroverde in 1629 ‘s Hertogenbosch en bracht daarmee een groot deel van het huidige Noord Brabant in handen van de Republiek.

In het Duitse Rijk heerste intussen nog steeds de Dertigjarige Oorlog. Zweden veroverde in 1630 de Oostzeekust en voerde een veldtocht door het hele Duitse Rijk. Toen in 1632 een groot deel van het Spaanse leger zich in Duitsland bevond om de Duitse keizer te steunen zette stadhouder Frederik Hendrik een omvangrijk offensief in tegen de zuidelijke Nederlanden (Maasveldtocht) met als doel: afscheiding van Spanje met behoud van godsdienstvrijheid. Via de krijgstocht langs de Maas wilde hij de zuidelijke Nederlanden afgrendelen van Nederrijn. Venlo kwam in handen van de Republiek. Frederik Hendrik kreeg steun van graaf Hendrick van den Bergh, stadhouder van het Gelderse Overkwartier. Ook Roermond werd veroverd. Vervolgens werden Sittard, Maaseik en Stevensweert bezet. In augustus had het beleg van Maastricht na 2 maanden succes, ondanks een poging van maarschalk Pappenheim om met het keizerlijke leger de stad te ontzetten. De Landen van Overmaas en het hertogdom Limburg kwamen onder het gezag van de Republiek, waarna het de beurt was aan Weert.

Nadat vredesonderhandelingen met de Brusselse (Spaanse) regering mislukt waren trok Frederik Hendrik in november terug naar het noorden. Maastricht bleef in handen van de Republiek.

Hoewel het graafschap Loon nog steeds officieel neutraal was, trok Frederik Hendrik terug via de Kempen. Het oprichten van schutterijen en plaatselijke milities hielp weinig tegen de plunderende troepen. De Spaanse landvoogd bezette in 1633 Stevensweert, Montfort, Geldern en Gulik, waardoor Maastricht afgesloten raakte van de noordelijke Nederlanden. In dat jaar woedde in onze regio een pestepidemie.

Tijdens de Duitse Dertigjarige Oorlog werden in 1634 de Zweden in Beieren verslagen, waardoor Zuid Duitsland katholiek bleef. In de eerste helft van de Dertigjarige Oorlog werd de Sittardse bevolking gehalveerd.

De Republiek, Zweden en Frankrijk sloten in 1635 een alliantie met als doel de zuidelijke Nederlanden te veroveren. Zij verklaarden Spanje de oorlog en een Staats - Frans leger viel vanuit Maastricht Brabant binnen. De keizerlijke troepen leden zware nederlagen, maar de alliantie moest weer terugtrekken. Het Spaanse leger heroverde Valkenburg, Dalhem en 's Hertogenrade, waardoor een groot deel van de Landen van Overmaas en het Hertogdom Limburg weer onder Brussels (Brabants) gezag kwamen.

Het graafschap Loon werd tussen 1636 en 1638 achtereenvolgens leeggeroofd door:

  • Staatse troepen,
  • Franse troepen tijdens de terugtocht,
  • Kroaten en Duitsers aan Spaanse zijde,
  • door de Luikse bisschop te hulp geroepen keizerlijke ruiters van generaal Jan van Weert,
  • een bende Walen.

Het graafschap Loon, de Landen van Overmaas en het Overkwartier hadden veel last van de krijgsverrichtingen rond Maastricht. Elke oorlog en elke belegering van Maastricht had grote gevolgen voor de boeren in het achterland, waar de legers (Spanjaarden en Staatsen) plunderden om te voorzien in voedsel en vervoermiddelen. Sittard, Born, Millen en Montfort werden herhaaldelijk geplunderd door troepen van de landgravin van Hessen, die bondgenote was van de Franse koning Lodewijk XIII. Veel last werd ook ondervonden van de legering van keizerlijke troepen in de omgeving (i.v.m. de Dertigjarige Oorlog). Vooral de Kroaten van keizerlijk veldheer Piccolomini plunderden in het Overkwartier en in het neutrale Gulik. Luik werd, ondanks zijn neutraliteit, betrokken bij de Dertigjarige Oorlog omdat de prinsbisschop tevens keurvorst van Keulen was. Als zodanig verbond hij zich met de Duitse keizer tegen Frankrijk. Dit had natuurlijk gevolgen voor het graafschap Loon.

Tijdens het beleg van Breda (1637) heroverden de Spanjaarden Venlo en Roermond.

In 1638 werd in Maastricht een samenzwering van pater Vinck om de stad aan de Spanjaarden over te leveren, tijdig ontdekt. Vijf geestelijken werden terechtgesteld, waarna hun hoofden werden tentoongesteld op een bastion, dat later de naam De Vijf Koppen kreeg.

In 1642 werden Maastricht en de Landen van Overmaas veroverd door de Republiek.

In 1643 brachten Luikse troepen de Hessische plunderaars bij Gronsveld een nederlaag toe.

Dalhem, Valkenburg en 's Hertogenrade werden in 1644 bezet door Staatse troepen uit Maastricht. De neutraliteit van die plaatsen ging verloren. Het hertogdom Limburg bleef Spaans.

De dertiger jaren van de 17e eeuw waren in hun geheel slechte jaren voor de bevolking in onze streken. Niet alleen door de oorlog en de talloze strooptochten van diverse legers in de landen van Overmaas, maar ook door de pest-epidemieën, die (zoals vooral in 1633) vele slachtoffers eisten.

In de eerste helft van de 17e eeuw begon de kolenwinning interessanter te worden. Door het gebruik van waterpompen kon men op grotere diepten gaan werken. Ook de landbouw begon zich langzaam te herstellen.

Einde van Tachtigjarige Oorlog en Dertigjarige Oorlog
Door de Vrede van Munster (1648) kwam een einde aan de Tachtigjarige Oorlog en in hetzelfde jaar maakte de Vrede van Osnabrück een einde aan de Dertigjarige Oorlog.

  • de onafhankelijkheid van de Republiek, zowel t.o.v. Spanje als t.o.v. het Duitse Rijk, werd officieel erkend.
  • Frankrijk kreeg een groot deel van de Elzas
  • de Duitse vorsten werden volledig soeverein
  • de Oostenrijkse Habsburgers behielden het Duits keizerschap, maar het betekende toch het einde van het keizerlijk gezag
  • Staats Brabant (o.a. stad en land van Maastricht) en Staats Limburg (o.a. Valkenburg en Dalhem) werden Generaliteitslanden van de Republiek (wingewesten) en bleven zowel godsdienstig als staatkundig onderdrukt
  • Maastricht was tweeherig (Staten Generaal en Luik)
  • De soevereiniteit over de Landen van Overmaas werd nog niet geregeld (dit gebeurde pas in 1678 bij de Vrede van Nijmegen).

De oorlog tussen Spanje en Frankrijk ging echter gewoon door, en dat betekende dus dat de Spaanse delen van onze regio in oorlog bleven. Tot 1659 (vrede tussen Frankrijk en Spanje) bleven er allerlei vreemde troepen achter in de Landen van Overmaas:

  • keizerlijke legerafdelingen
  • Hessische troepen, die nog achterstallige soldij vorderden
  • Franse detachementen
  • Lorreinen (troepen van hertog Karel van Lotharingen), die aan Spaanse zijde hadden gevochten en berucht werden vanwege hun plundertochten, vooral in het land van Valkenburg en in het graafschap Loon.

Het platteland wisselde voortdurend van bezetter.

De Lorreinen richtten in 1654 verwoestingen aan in Borgloon, Bilzen, Hamont, Peer, Beringen, Herk, de abdijen Herkenrode en Munsterbilzen en de Kommanderij Alde Biezen. Hasselt, Tongeren, St.Truiden en Stokkem werden beschermd door Luikse garnizoenen. Pas toen Karel van Lotharingen door de Brusselse regering gevangen werd genomen hadden tegenacties van de Staatse troepen uit Maastricht succes. In 1655 heerste in Maastricht een pestepidemie. In Staatse gebieden werden kerken en scholen gesloten en katholieken uitgesloten van ambten en schepenbanken. Staatse ambtenaren buitten de situatie uit, gesteund door het Maastrichtse garnizoen. Het Overkwartier bleef onder Brussel (Spaans).Montfort, Stevensweert en Ohé en Laak vielen onder de soevereiniteit van Spanje, maar werden een erfelijke bezitting van de Oranjes.

Na de ondertekening van de vrede van Munster duurde het enige jaren eer de praktische verdeling van het land tussen Spanje en de Staten der Nederlanden in onze kontreien een feit was.

Partage Traktaat
Het Partage Traktaat van 1661 werd opgesteld onder Spaanse druk. Het was van groot belang voor de daarop volgende ontwikkelingen in onze regio.
In het Traktaat werd bepaald dat de Landen van Overmaas elk werden verdeeld in een Spaanse en een Staatse partage. Dit gebeurde niet door elk der Landen eenvoudig in tweeën te delen, maar er ontstond een zeer onoverzichtelijke onderverdeling in “Partages”.Alleen het hertogdom Limburg bleef buiten het Traktaat en in Spaanse handen. Maastricht bleef tweeherig (Luiks/Staats).De Republiek kreeg vaste voet in de Landen van Overmaas, het Zuidlimburgse heuvelland.

Partagetractaat 1661 

De Staatse gebieden werden Generaliteitslanden genoemd en werden door de Republiek rechtstreeks vanuit Den Haag bestuurd. Ze bestonden uit:

  • De Staatse Partage van de Landen van Overmaas. Hiertoe behoorden Margraten, Gulpen en Vaals (Land van ’s Hertogenrade), Valkenburg, Heerlen, Beek, Eijsden (Land van Valkenburg), Oost en Cadier (Land van Dalhem).
  • Het Brabantse condominium over tweeherig Maastricht
  • Het Kapittel van St Servaas met o.a. Heer en Berg
  • Bemelen (Kapittel van O.L. Vrouw)
  • De Heerlijkheden Terblijt en Elsloo (deze werden feitelijk al door de Republiek bestuurd)

In Roermond woedde in 1665 opnieuw een grote stadsbrand.

In de rustige periode na het Partage Traktaat ontstond in de steden en op het platteland grote bouwactiviteit (enerzijds herstel en wederopbouw, anderzijds bouw van representatieve kasteelhoeven door vermogende magistraten en kooplieden). In de steden werden veel houten gevels door steen vervangen.

Adellijke heren, die in krijgsdienst rijk waren geworden, vergrootten hun vermogen nog door zakelijke transacties (de regering had immers geldgebrek) en kochten met dat geld ambten, rechten en hoge adellijke titels. Daardoor werd de plattelandsbevolking sterk afhankelijk van families als Huyn van Geleen, Van Hoensbroek, Van Eynatten, die kastelen bouwden als Amstenrade, Borgharen, Eysden, Hoensbroek en Neubourg.

In de Staatse vestingstad Maastricht hadden de ambachtslieden het zeer moeilijk tegen de concurrentie van de garnizoenssoldaten, die in hun vrije tijd tegen zeer lage prijzen werkten (Waalse ketellappers en metaalbewerkers, Zwitserse horlogemakers en instrumentmakers, Oosteuropese schoenmakers en slagers), waarbij de relatief zware belastingen nog extra drukten. Degenen die voor het garnizoen werkten (leveranciers en aannemers) werden rijk.

Boeren en landarbeiders leidden een anoniem en onmondig leven. Hun invloed op politiek en bestuur was te verwaarlozen. Velen van hen pachtten land. Uit de literatuur ( Mensen van klein vermogen, Prof van Deursen) weten we dat een landarbeider rond 1650 ongeveer 15 à 20 stuivers per dag verdiende. Een metselaar (in de “Randstad“) verdiende in de zelfde periode 20 stuivers per dag.

We moeten ons wel realiseren dat het inkomen per seizoen verschilde. ‘s Zomers verdiende men meer maar werkte ook langer (van 5 uur in de ochtend tot soms 21 uur in de avond) . ‘s Winters werd minder verdiend. Bovengenoemd artikel in de Maasgouw van 2003 leert ons dat een dagloner in onze streken ongeveer twee honderd gulden per jaar verdiende en dat het minimum inkomen op de grens van het bestaansminimum jaarlijks 50 tot 80 gulden bedroeg.

Voor vrije boeren, die land in eigendom hadden weten te verwerven, was de situatie anders. Zij leefden hoofdzakelijk van de opbrengsten van de oogst. Hun financiële toestand werd in hoge mate bepaald door het al of niet slagen van de oogst en of rondtrekkende legers deze al of niet confisceerden.

Binnen de Staatse partages werden het Schoolreglement en het Echtreglement ingevoerd. Het Schoolreglement regelde de aanstelling van schoolmeesters van gereformeerde religie. Uit kerkelijke visitatieverslagen kan worden opgemaakt dat op het Limburgse platteland minder dan de helft van de kinderen schoolgaand was. Het Echtreglement bepaalde dat iedereen wettelijk moest trouwen ten overstaan van de hervormde predikant ofwel ten overstaan van de Schepenbank. In Limburg is het aantal huwelijken voor de schepenbanken te verwaarlozen. De inwoners van de Staatse gebieden trouwden wel voor de predikant van de gereformeerde kerk (zie Limburgse Voorouders van Regis de la Haye p 101).

Een schepenbank had hoofdzakelijk tot taak het bewaken van de belangen van de gebiedende heer. De bank had hoofdzakelijk een rechterlijke functie, maar ook administratieve taken. De voorzitter van de schepenbank was de schout, als momboir (vervanger) van de heer. Hij vervulde in wezen de rol van aanklager. Het eigenlijke bestuur van de heerlijkheid werd uitgevoerd door een uitgebreide schepenbank, de z.g. Banksvergadering. De banksvergadering stond onder leiding van de gebiedende Heer of diens momboir. Tot deze banksvergadering hadden naast de schout en schepenen ook de z.g. “notabelste geerfden“ toegang. Dit waren inwoners, die minstens een vastgesteld aantal bunder grond in eigendom hadden.

Na het overlijden van Filips van Spanje in 1667 eiste de franse koning Lodewijk XIV voor zijn vrouw (dochter van Filips) een deel van de zuidelijke gewesten op (o.a. het hertogdom Brabant, de Spaanse Landen van Overmaas, het hertogdom Limburg en het Gelderse Overkwartier). Hij stuurde troepen onder leiding van de hertog van Luxemburg om deze gebieden in bezit te nemen. De Spaanse landvoogd was vrijwel weerloos.

Namens de Republiek sloot Johan de Witt in 1668 een verbond met Engeland en Zweden (Triple Alliantie) en dwong Frankrijk op deze manier bijna alle veroveringen weer af te staan, met uitzondering van enkele steden in het zuiden.

…. De titel van landvoogd was gebruikelijk in de landen van Overmaas en stond op gelijke voet met de titels als drossard in Brabant en Limburg, baljuw in Vlaanderen en Duitsland en grand-maieur of hoogmeijer in Luik en Maastricht.

Rampjaar
In het "Rampjaar" 1672 ontstond opnieuw oorlog tussen de Republiek en Frankrijk, waarbij Engeland, Zweden, Keulen en Munster aan Franse zijde stonden. De Republiek werd gesteund door Spanje, Brandenburg en de Duitse keizer.

Lodewijk XIV trok via Maastricht naar Keulen en verder tot aan de Hollandse waterlinie. Tongeren en Maaseik vielen in Franse handen, waarna het graafschap Loon het Franse leger van voorraden moest voorzien. Ook Visé en Valkenburg vielen in Franse handen. Maastricht werd door de Fransen geblokkeerd. Spaanse ruiters probeerden telkens weer de blokkade van Maastricht te breken. Sittard werd herhaaldelijk bezet en geplunderd door beide partijen. Hetzelfde lot trof Maaseik, Tongeren en Sint Truiden. Heerlen had minder te lijden.In de winter van 1672/73 trokken de Fransen zich terug en legerden zich in de omgeving van Luik. Stadhouder Willem III heroverde Valkenburg voor de Republiek. Hij slechtte de wallen en het kasteel, zodat het geen bedreiging meer vormde voor Maastricht. Maastricht werd in juni 1673 door het Franse leger van Lodewijk XIV belegerd, waarbij de vestingbouwer Vauban nieuwe belegeringsmethoden toepaste. Duizenden boeren werden gedwongen loopgraven te graven. De kapitein der musketiers d’Artagnan sneuvelde tijdens de belegering. Toen bombardementen een bres sloegen bij de Tongerse poort capituleerde de stad op 30 juni 1673.In augustus sloot de Republiek een verdrag met Brandenburg, de Duitse keizer, Spanje en Lotharingen, waardoor de oorlog zich buiten onze regio verplaatste.